maandag 28 maart 2011

Haerlemsche Bierbrouwerij B.V.

Deze brouwerij, die slechts een relatief korte periode van bestaan kende, was de eerste brouwerij die sinds de  sluiting van de laatste brouwerijen in 1912 weer bier produceerde op het grondgebied van de gemeente Haarlem.

Oprichter, directeur en brouwmeester was Pieter Braakman (1951-2007). Braakman is zijn carrière als ondernemer in 1990 begonnen als directeur-eigenaar van een architecten / ingenieursbureau. In januari 1995 werd daaraan een brouwerij toegevoegd onder de bovengenoemde naam. Het formele doel van het brouwbedrijf was volgens de inschrijving in het handelsregister “het brouwen van en de groot- en kleinhandel in bieren.” Als vestigingsplaats van de vennootschappen gold aanvankelijk Aerdenhout, maar vanaf juli 1999 was de brouwerij gevestigd in de Haarlemse Waarderpolder, aan de Kuppersweg 53.
De brouwinstallatie werd gebouwd door Pieter Braakman zelf en was goed voor een productie van 600 liter per maand. Ook werd wel gebruik gemaakt van de overcapaciteit van de Tesselse Bierbrouwerij. De topproductie werd vanaf 2000 behaald, met een jaarproductie van 100 hectoliter. Het jaar daarop werd het bedrijf uitgebreid met een nieuwe vullijn, die eerder in gebruik was geweest bij likeurstokerij Rutten in Dordrecht. Over de kwaliteit van de productie werd verschillend gedacht. Tim Webb in zijn “Good Beer Guide on Belgium and Holland” was niet onverdeeld enthousiast, maar anderen hadden een veel positievere mening. In totaal zijn zo’n vijfentwintig verschillende soorten bier gebrouwen; soms geven de gekozen namen duidelijk de band met de stad Haarlem weer, zoals Malle Babbe, Boudewijn, Judith, Kenau, en Stastock, die allen verwijzen naar echte of imaginaire Haarlemmers. Bekend was ook het door deze brouwerij gebrouwen bokbier.
In 2004 ging het gerucht dat de brouwerij gesloten was, maar dit werd door de eigenaar tegengesproken. Volgens hem bestonden er plannen om te verhuizen naar een nieuwe en grotere locatie, zodat meer bier geproduceerd kon worden. Van die plannen kwam echter niets terecht, want sinds 2004 werd inderdaad geen bier meer gebrouwen. Het doek viel definitief na het overlijden van de eigenaar in 2007, waarna de activiteiten in 2008 ook formeel werden gestaakt.

De ligging van Haarlemse brouwerijen

Het is niet altijd makkelijk om anno 2011 de exacte locaties te bepalen van de Haarlemse brouwerijen. In enkele gevallen is nog een gevelsteen aanwezig die in elk geval een aanwijzing geeft, bijvoorbeeld ’t Scheepje en de Drie Bootshaken op de Houtmarkt, de Olifant op de hoek van het Korte Spaarne en de Wijdesteeg, de Drie Klaveren aan het Spaarne, en de Twee Akers op de Bakenessergracht. In andere gevallen is het bekend door onderzoek, zoals de Vos op het Donkere Spaarne (het tweede en derde pand vanaf de hoek van de Bakenessergracht), of de Bierbrouwerij en IJsfabriek ’t Spaarne aan het Zuider Buiten Spaarne, waarvan het oude brouwhuis nog resteert, thans ook wel bekend als “de toren van Merens”. De Haarlemse predikant Samuel Ampzing nam een lijst op in zijn beschrijving van Haarlem uit 1628. Dus uit dat jaar weten we in elk geval aan welke straten toen brouwerijen gevestigd waren. Hieronder deze lijst, met de locaties zoals die in 1628 werden genoemd, en de huidige straatnamen.

De Drie Klaveren aan het Spaarne

Bij de lokalisering van de brouwerijen aan de hand van de lijst van 1628 moeten we wel bedenken dat er vroeger nog een brug extra over het Spaarne lag, de Nicolaasbrug, die liep van de hoek Koudenhorn / Donkere Spaarne naar de Koralensteeg aan de oostkant van het Spaarne. Ampzing deelt de brouwerijen langs Spaarne en Bakenessergracht in op basis van de bruggen uit zijn tijd. Hij werkte het Spaarne af vanuit de noordelijke richting naar het zuiden.

Op het Spaarne, tussen de Katharijnebrug en de Nicolaasbrug, eerst aan de oostkant (nu de Korte Dijk en de Houtmarkt), waar we de volgende brouwerijen vinden: De Twee Leliën, de Bril, het Brandijzer (voorheen ook wel bekend onder de naam de Bruinvis), ’t Scheepje, en de Zon (deze brouwerij lag precies tussen de Melkboerensteeg en de Koralensteeg). Vervolgens aan de westkant (nu het Koudenhorn): het Grote Anker, het Springende Paard, de Molen, de Ruit, en het Hoefijzer.
Op het Spaarne, tussen de Nicolaasbrug en de Gravestenenbrug, eerst aan de oostkant (nu de Houtmarkt, de Vissersbocht en het Korte Spaarne): de Halve Maan en de Drie Bootshaken (Houtmarkt), de Drie Leliën (Vissersbocht), de Mouthaan, en de Olifant (Korte Spaarne). Vervolgens aan de Westkant (Donkere Spaarne): het Rood Hart, de Trompet, de Drie Kruizen, de Drie Sterren, de Pauw, de Vogel-struis, en de Vos.
Op het Spaarne, tussen de Gravestenenbrug en de Vis of Melkbrug, op dit stuk alleen brouwerijen aan de oostzijde (Spaarne): de Ster, de Klok, de Twee Haringen, het Bourgondische Kruis, de Aker, en de Hollandse Tuin. De meeste van deze brouwerijen waren gelegen op het stuk tussen de Wijdesteeg en het gebouw van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.
Op het Spaarne, tussen de Vis of Melkbrug en de Langebrug (nu al weer een aantal jaren geleden vervangen door de zogenaamde “verfroller”), eerst aan de oostkant (Spaarne): de Posthoorn, de Druif, de Zwaans-hals, de Twee Schoppen, de Ruiter, de Drie Klaveren, en de Kameel (deze brouwerij kwam ook wel voor onder de namen de Arend, of Dubbele Arend, en het Haasje). Vervolgens aan de westzijde (Spaarne en Turfmarkt): de Twee Ankers (ook wel het Dubbeld Anker), de Twee Klimmende Leeuwen, het Haarlemse Wapen, en tenslotte de Kroon (deze laatste was gelegen aan de Turfmarkt).

Ook de Bakenessergracht kende toen nog een aantal brouwerijen, zowel “op Bakenes” (de oostkant van de Bakkenessergracht, als “op Kijk Bakenes” (de westkant). Gerekend aan de Bakenessergracht, beginnende bij het Spaarne, tussen de Wildemansbrug en de Quakkelbrug, eerst op Bakenes (dus de oostzijde): de Zwaan, de Twee Sterren, en de Twee Ruiten, en vervolgens Kijk Bakenes (de westzijde): de Passer en het Kleine Anker. Tussen de Quakkelbrug en de stadsgracht vinden we op dat moment alleen aan de oostzijde nog twee brouweijen: de Windhond en de Twee Akers.

De Passer en de Valk (Bakenessergracht)

Ampzing geeft voor de rest van de stad verder nog een viertal brouwerijen, de Olipot en de Boog op de Oude Gracht, op dit moment natuurlijk de Gedempte Oude Gracht; deze brouwerijen waren gelegen op het stuk dat ook wel de Smalle Gracht werd genoemd. De Olipot lag tussen de Turfmarkt en de Essenstraat, de Boog tussen de Essenstraat en de De Witstraat. Tenslotte nog twee brouwerijen op de Raamgracht (momenteel Gedempte Raamgracht): de Fortuin en de W.

Overigens komen op deze lijst natuurlijk niet alle brouwerijen voor. Er zijn brouwerijen die voor 1628 al ter ziele gingen, en andere brouwerijen die na dat jaar werden opgericht. Helemaal uit beeld blijven de brouwerijen die na 1912 in Haarlem ontstonden, want ook eind twintigste eeuw is weer sprake van nieuwe bedrijven. Dat zijn er in totaal drie, De Haerlemsche Bierbrouwerij, Jopen B.V., en Kinhem. Over deze brouwerijen op een later moment meer.

Enkele brouwerijen die bijvoorbeeld voor 1628 ter ziele gingen waren ’t Jerusalemse Veer op de Bakenessergracht (te lokaliseren naast de Windhond), ’t Zeepaard op het Korte Spaarne (een deel van de gebouwen van deze brouwerij werd gekocht door de buurman, de brouwerij van de Mouthaan), en de Griffioen op de Burgwal (te lokaliseren aan de westkant van de Burgwal, vlak bij het Spaarne). Nieuwe brouwerijen die na 1628 ontstonden zijn bijvoorbeeld de beide brouwerijen die aan de Raaks lagen, de Ketel (ook wel de Pelikaan genoemd), die op de plaats gelegen heeft waar nu de nieuwbouw boven de Raaks parkeergarage is gebouwd, en de Oranjeboom, die op de plaats van hotel “die Raeckse” gestaan heeft. Om de hoek op de Craijenhorstergracht (nu Nassaulaan) heeft tussen de Ursulastraat en de Korte Margarethastraat een brouwerij gestaan die de naam de Zwaan droeg. Op de Oude Gracht werd de brouwerij de Engel geopend, naast de huidige vestiging van Macdonalds. En de brouwerij de Griffioen aan de Burgwal werd onder een andere naam heropend, deze ging nu de Vijfhoek heten. Voor de meeste Haarlemmers vermoedelijk wel curieus, want een brouwerij van die naam zou je eerder in een ander gedeelte van de stad verwachten, in de wijk van die naam. Tenslotte kwam er ook een nieuwe brouwerij op de Bakenessergracht bij, de Kandelaar, die gelegen heeft tussen de Groenebuurt en de Kalverensteeg.

dinsdag 22 maart 2011

Het einde van de Haarlemse brouwnijverheid

Een steeds terugkerend misverstand is het jaar waarin de Haarlemse brouwnijverheid tot zijn einde kwam. Over het aantal brouwerijen dat in Haarlem werkzaam was doen vele verhalen de ronde, en sommige zijn niet gestoeld op werkelijk onderzoek. Daarover in een volgende blog meer. Zeker is dat rond de eeuwwisseling van 1800 de situatie zeer slecht was: de brouwnijverheid in Haarlem was praktisch geheel verdwenen. De inlijving van het koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk in 1810 leverde een ware hausse op aan statistische vragen. Daaruit leren we dat in Haarlem in 1811 nog slechts een brouwerij werkzaam was: het Scheepje aan de Houtmarkt. Ruim honderd jaar later sloot diezelfde brouwerij de deuren. Maar wanneer precies? In welk jaar. De Haarlemse traditie stelt dat dit gebeurde in het jaar 1916. Dat is echter onjuist.

Zoals gezegd, in 1811 was de brouwerij ’t Scheepje de enig overgebleven brouwerij van Haarlem. Hoewel de brouwerij in de negentiende eeuw zich beroemde op een stichtingsjaar in de veertiende eeuw (1351), gaan de sporen vooralsnog niet verder terug dan het begin van de zeventiende eeuw. Al met al toch een respectabele leeftijd. De oude eigenaren verkochten het complex in 1818 aan nieuwe eigenaren, waaronder de Haarlemse zeepziedersfamilie Van der Aa. Het Scheepje ging voortaan varen onder de directie van de firma Van der Aa, Schmidt & Co.


Lang hoefde het Scheepje in Haarlem niet alleen te varen, want in de eerste helft van de jaren twintig opende Hendrik Lans zijn brouwerij ’t Hert, ook wel ’t Rode Hert aan het Donkere Spaarne, gevolgd door de opening van een brouwerij aan de Spaarnwouderstraat, vanaf 1858 eerst in beheer bij de firma Van Lommel & Vogelpoel, vervolgens in bezit van Samuel Cornelis Raven, die na enige tijd contact zocht met de rijke Haarlemmer Daniel Raven. De brouwerij – met de naam “de Witte Raaf” – werd voortgezet onder de firma De Haan & Raven. De berichten uit deze tijd spreken van een gunstige tijd. Het was geen van de drie bedrijven duidelijk dat binnen afzienbare tijd de Nederlandse bierwereld voorgoed zou veranderen.

De Haarlemse brouwers produceerden traditioneel, dus het zogenaamde bovengistende bier. Inmiddels was in Oostenrijk, Tsjechië en Beieren een ontwikkeling aan de gang. Daar ligt de bakermat van het ondergistende bier, het bier dat wij nu onder meer kennen onder de naam pils. Door verblijf buitenslands, en beperkte import zullen sommige Nederlanders wellicht al kennis hebben gemaakt met dit bier. Een doorbraak kwam door een werkloze man met een aardig kapitaal: Gerard Adriaan Heineken. Het voert hier te ver om de geschiedenis van de Heineken brouwerijen te schetsen. Wel is duidelijk dat zijn bier aansloeg in Nederland. Er ontstond een tegenstelling tussen het zogenaamde Beiersch bier en het traditionele bier. Het nieuwe bier werd het bier waar men mee gezien wilde worden, het traditionele bier werd door sommigen aangeduid met de term “werkmansbier”. Geen positieve kwalificatie en zeker slecht voor de verkoop.
In 1891 werd door Louis Allard aan het Zuider Buiten Spaarne een brouwerij geopend die speciaal bestemd was voor de productie van het ondergistende bier, Bierbrouwerij en IJsfabriek ’t Spaarne. Allard was niet de enige die het moderne bier ging brouwen, ook Lans en De Haan & Raven gingen met hun tijd mee, en openden nieuwe brouwerijen. Beiden moesten teveel investeren en haalden die kosten er niet meer uit. De Witte Raaf was in 1895 gedwongen de deuren te sluiten, en rond 1905 volgde de brouwerij van Lans. Er waren toen dus nog twee bedrijven over, het aloude Scheepje en de moderne brouwerij van Allard, die in 1904 zelfs een extra kapitaalimpuls kreeg door de deelname in de N.V. door Fritz Feltmann (zoon van de “technisch directeur” van Heineken, waarover meer in een volgende blog). ’t Scheepje stond toen onder bestuur van een oudere vrijgezel, de heer Van Alphen.
Lang zou het niet meer duren. Uit allerlei berichten weten we dat het met ’t Spaarne slecht ging. Advertenties waarin wordt aangekondigd dat de rentebetaling op sommige langlopende schulden wordt uitgesteld zijn niet vertrouwen wekkend. In de zomer van 1912 viel het doek, toen in de vergadering van aandeelhouders van de Amsterdamse brouwerij ’t Haantje gemeld werd dat deze brouwerij zich verenigd heeft met ’t Spaarne. Uit het verdere verslag blijkt waaruit die vereniging bestond. ’t Haantje nam het bedrijf over, sloopte alles uit de Haarlemse brouwerij, ging de klanten vervolgens van Amsterdams bier voorzien, en de gebouwen werden verkocht. Er werd een zeepfabriek in gevestigd. Feltmann, als overgebleven directeur van ’t Spaarne, bleef nog een jaar of zes als directeur van ’t Haantje werkzaam, totdat deze brouwerij werd overgenomen door de Amsterdamse concurrenten Heineken en Van Vollenhoven.


En ’t Scheepje? Zoals gezegd vermeldt de Haarlemse traditie dat die brouwerij nog enkele jaren doorwerkte, om als laatste brouwerij in 1916 de deuren te sluiten. Dat dit niet juist is blijkt uit het jaarverslag van de Haarlemse kamer van koophandel over 1913. Daaruit het volgende citaat: “Bier. Omtrent den toestand in dit bedrijf kunnen geen gegevens worden medegedeeld, omdat de eenige nog alhier bestaande bierbrouwerij, n.l. Het Scheepje, is opgeheven.” De productie van ’t Scheepje moet dus al uiterlijk in dit jaar gestaakt zijn, en mogelijk zelfs al kort na de opheffing van de brouwerij van Allard aan het Zuider Buiten Spaarne. Dus niet 1916 maar 1912 of 1913. Enkele jaren later werden de bedrijfsgebouwen gesloopt en vervangen door een kaaspakhuis. Inmiddels is deze bebouwing omgevormd tot een appartementencomplex. Na vele omzwervingen keerde daar nog een herinnering aan ’t Scheepje terug: een zogenaamde sluitsteen uit een poort op de binnenplaats van de brouwerij prijkt nu als gevelsteen in dit gebouw. De originele gevelsteen bevindt zich in de gevel van het woonhuis, dat nog steeds aan de Haarlemse Houtmarkt te vinden is.


De bebouwing aan de Houtmarkt is trouwens niet het enige dat nog over is van deze brouwerij. Wat er over is van de archieven wordt bewaard bij het Noord-Hollands Archief aan de Jansstraat in Haarlem. Maar ook aan de overzijde van de oceaan is nog een spoor van ’t Scheepje te vinden. Toen het complex ontmanteld werd, bevond zich in het woonhuis nog een zeventiende eeuwse stijlkamer. Gepoogd werd dit interieur voor Haarlem te behouden, wat niet lukte. Een Amerikaanse multi miljonair van Nederlandse komaf, Edward Bok (zijn familie stamde van het eiland Texel) bracht een bod uit dat de eigenaar niet kon laten schieten. Wie deze Haarlemse kamer nu wil gaan bewonderen kan terecht bij het Philadelphia Museum of Art.
Wie een indruk wil krijgen hoe de brouwerij er ooit uit heeft gezien kan ook terecht bij het Noord-Hollands Archief. In de beeldcollecties van deze archiefdienst bevinden zich diverse afbeeldingen waar het Scheepje op te zien is, zelfs enkele afbeeldingen van het interieur. De hierna volgende link voert naar een selectie van afbeeldingen te vinden in de zogenaamde beeldbank van het archief.


maandag 21 maart 2011

Het (Haarlemse) bier en ik....

Sinds ik begonnen ben met zoeken naar gegevens over de geschiedenis van Haarlem en het bier, vragen mensen met enige regelmaat naar de vorderingen. Nu kan ik natuurlijk iedereen die dat wil - of juist niet wil - eindeloos vervelen met de interessante gegevens die ik gevonden heb. Het gevaar ligt dan al snel op de loer dat mijn luisteraars een wat vage blik in de ogen krijgen, en denken: "oh, niet weer een bierverhaal...".
Deze blog is een goede tussenweg. Ik vertel mijn verhalen, en iemand kan besluiten er wel of niet kennis van te nemen. Een win-win situatie!

Brouwerij de Drie Leliën aan het Spaarne

Het begin van mijn interesse
Op een zeker moment kwam een vraag bij het Noord-Hollands Archief binnen. Of wij medewerking wilden verlenen aan het opzetten van een bierproeverij. Nu heeft de stad Haarlem een rijke bierhistorie, en er is dan ook veel materiaal bij het NHA te vinden. En een verkennend gesprek kan nooit kwaad. Er werd een afspraak gemaakt, en daaruit kwam een programma voort. Een lezing (met powerpointpresentatie) over de geschiedenis van het bier, en de rol van Haarlem in de biernijverheid. Vervolgens een presentatie van mooie, interessante en curieuze archiefstukken uit de Haarlemse archieven. Daarna een stadswandeling, die de deelnemers langs een aantal plaatsen in de stad voert die een rol speelden in de Haarlemse bierhistorie. En vervolgens afsluiting van het geheel met het proeven van een aantal Haarlemse bieren.

Maar, als je alleen oppervlakkige kennis hebt van de Haarlemse brouwnijverheid, betekent dat het doen van enig onderzoek. Zowel voor de presentatie van de archiefstukken als voor de powerpointpresentatie en de stadswandeling. Dat ik onderzoek deed werd al snel door verschillende mensen opgemerkt. Zowel collega's als bezoekers toonden belangstelling, en ze gaven tips. De hoeveelheid materiaal groeide en daarmee de kennis. Tegelijk speelden nog meer zaken in Haarlem. Sinds 1995 was een brouwerij actief die zijn zetel in Haarlem had, Jopen B.V.; een brouwerij in Haarlem, die hadden ze nog niet. Maar daar kwam verandering in door de aankoop van een voormalige kerk, met het doel deze om te vormen tot een brouwerij, annex grand café en restaurant. Als historische instelling in de stad Haarlem - zoals gezegd een stad met een rijke brouwtraditie - kun je een dergelijke gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaan. Een tentoonstelling rond de opening van de Jopenkerk misschien?
Het bleek dat niet alleen het Noord-Hollands Archief op dat idee kwam. Ook het Archeologisch Museum in Haarlem ontwikkelde plannen in die richting. We besloten op een aantal punten samen te gaan werken. Het resultaat was de tentoonstelling Proost!, die op twee locaties werd ingericht. Inmiddels is de Jopenkerk geopend, en begint Haarlem echt aan een nieuwe periode in de bierhistorie.

Wat mag van deze blog verwacht worden?
Dagelijkse update? Nee, dat niet. Maar het is wel de bedoeling om met enige regelmaat het resultaat van kleine onderzoekjes of actualiteiten rond de geschiedenis van Haarlem en het bier de wereld in te sturen. Niet de actualiteit rond bier als modern product. Misschien zal er af en toe wel sprake zijn van raakvlakken, maar mijn doel is de geschiedenis van de Haarlemse brouwnijverheid met alle geïnteresseerden te delen.