vrijdag 22 augustus 2014

van zeep naar bier en weer terug: de bierbrouwerij te Hoogkerk

Ooit stond in Hoogkerk de Elmersmastede of Elmersmaborg. In de achttiende eeuw werd het oorspronkelijke huis gesloopt en vervangen door een imposant huis in Louis XV stijl. Bij het huis werd in de achttiende eeuw een zeepziederij gesticht, die blijkbaar in bezit was van de familie Franke. Rond 1820 ging het complex over in handen van Sixtus Fredericus ten Cate. Uit zijn tijd dateert de oudste kadasterkaart van Hoogkerk, waarop het complex ingetekend staat. Door verkoop gingen huis en zeepfabriek over in handen van Lucas Jacobus Stratingh. Deze was van 1851-1865 burgemeester van de gemeente Hoogkerk. Waarom hij in dat laatste jaar afstand deed van dat ambt en tevens de zeepziederij verkocht is mij niet bekend. Wel bekend is wat de bestemming van het gebouwencomplex vervolgens werd. Want op 18 september 1866 kwam een gezelschap heren bijeen in het kantoor van de Groninger notaris A.W.L. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Het waren de graanhandelaren Hendrik Arend Wijnne, Jacobus Christoffel de Mol Moncourt, en Harmannus Landweer, de commissionairs Coenraad Landweer en Hermannus Hendriks Mulder, logementhouder Gerhardus Hendrikus Uithof, ds. Joannes Sibinga uit Blija, tabaksfabrikant Theodorus Niemeijer, en Joost Wijnveldt junior. Uitgezonderd de predikant en Wijnveldt waren allen woonachtig in Groningen. Op deze dag richtten zij een naamloze vennootschap op, de Groninger bierbrouwerij ‘Artevelde’. In totaal brachten zij een bedrag van 42.000 gulden in. De vennootschap was bestemd voor het vervaardigen en verkopen van bieren. Directeur werd Joost Wijnveldt junior, commissarissen de heren Coenraad Landweer en Gerhardus Hendrikus Uithof. Zetel van het bedrijf werd de zeepfabriek van Stratingh, die werd omgevormd tot wat in die tijd werd aangeduid met de term ‘stoombierbrouwerij’.

de Elmersmaborg in Hoogkerk

Dat was de start van een bedrijf dat met vallen en opstaan een kleine dertig jaar in Hoogkerk gevestigd bleef. Ooit was bier in de Nederlanden de belangrijkste drank geweest. De kwaliteit van het water was meestal slecht, en bovendien werd het als drank gewantrouwd. Alternatieven waren er nauwelijks. Melk was iets voor kinderen en wijn voor de meesten te duur. Dat betekende dat er in het huidige Nederland vele honderden brouwerijen tegelijk werkzaam waren. In de tweede helft van de zeventiende eeuw veranderde dat. Eerst langzaam, maar uiteindelijk steeds sneller. Brandewijn en jenever werden populairder, het bier door de hoge belasting duurder. Bovendien kwamen alternatieven op de markt, zoals koffie, thee en cacao. Dat hield in dat het aantal brouwerijen zeer sterk afnam. Dat was het beste te merken in de noordelijke helft van het land. In de negentiende eeuw kwam er een opleving. Naast allerlei andere factoren zal het langzaam herstel van de economie zeker een rol hebben gespeeld. In Nederland kwam de industrialisatie langzaamaan op gang, en de bevolking ging toenemen. Voor bier speelden er nog een paar zaken een rol, de bestrijding van het alcoholmisbruik, een aantal nieuwe uitvindingen, en de introductie van een nieuwe biersoort. Dat de bestrijding van alcoholmisbruik van belang was voor de brouwnijverheid klinkt tegenstrijdig, maar dat is het niet. Door velen werd bier gezien als een uitstekend alternatief voor sterkere dranken als jenever. Die laatste drank werd gezien als de vloek voor de maatschappij, en overschakeling op het als een gezondere drank geziene bier werd daarom gepropageerd.
De belangrijke uitvindingen waren onder meer een goed bruikbare thermometer en de saccharometer. Beide instrumenten konden door de brouwer gebruikt worden om preciezer te meten wat er met zijn brouwsel gebeurde. Bovendien kwam er in de loop van de eeuw meer kennis omtrent gist en het pasteuriseren. Allemaal zaken die bevorderlijk bleken voor de kwaliteit van het eindproduct. En bovendien kon door het gebruik van stoommachines het werkproces op een meer industriële basis worden geschoeid. Juist vanaf 1860 zien we op verschillende plaatsen nieuwe brouwerijen verschijnen. Bij de oprichters van Artevelde in Hoogkerk vinden we een aantal mannen die belang zullen hebben gehad bij een goed lopende brouwerij. Graanhandelaren en commissionairs zullen er aan verdiend kunnen hebben, en in Theodorus Niemeijer herkennen we een nieuw soort ondernemer. Ze waren stuk voor stuk bereid om deel te nemen in een onderneming die naar zij zullen hebben gehoopt zijn geld ruimschoots opbracht!

In Hoogkerk lijkt dat echter niet het geval geweest te zijn. Voorlopig blijft het speculeren wat daarvan de oorzaak geweest kan zijn. Er is echter wel een aanwijzing te vinden. Ik noemde al eerder dat juist in deze periode een nieuwe biersoort in Nederland werd geïntroduceerd. Zonder technisch te worden moet ik dan eerst uitleggen dat tot die tijd in Nederland het zogenaamde bovengistende bier werd gebrouwen. Het woord zegt het al: eenvoudig gezegd, het gist dreef op de vloeistof. Dat betekende een troebel type bier. Al eerder werd in Tsjechië en Beieren ander bier geproduceerd, het ondergistende bier. Doordat de gistdeeltjes onderin de vloeistof zitten is die vloeistof helderder. Om dat te bereiken heb je extra koeling nodig, en dat was in Nederland door het klimaat een probleem. Door de omstandigheden werden de Nederlandse brouwers echter gedwongen het zogenaamde Beiers bier (of zoals we het ook kennen: Pilsener bier) te gaan produceren. Door betere verbindingen leerden de Nederlanders het bier namelijk kennen. Via de nieuw aangelegde spoorwegen kon het relatief snel vanuit Duitsland aangevoerd worden en werd het een gevaarlijke concurrent voor het traditionele Nederlandse bier. Grote brouwerijen in het westen van Nederland schakelden al snel om, en er werden zelfs compleet nieuwe zeer grote brouwerijen bijgebouwd. Heineken schakelde om, en Amstel is een voorbeeld van een van de geheel nieuwe brouwerijen. En Artevelde? Pas begin jaren tachtig is sprake van het begrip ‘ijskelder’ in het complex. En juist ijskelders speelden in verband met die eerder genoemde koeling een belangrijke rol bij de productie van het nieuwe bier. Welke biersoort produceerde Artevelde? Maakte de Hoogkerker brouwerij naast een ijskelder ook gebruik van de fabricage van ijs door middel van een ijsmachine? Dat wordt niet duidelijk. Het lijkt er al met al sterk op dat Artevelde in de eerste vijftien jaar van het bestaan bovengistend bier brouwde, in die tijd ook wel denigrerend ‘werkmansbier’ genoemd, en pas later overschakelde op de productie van ondergistend bier.


Voor de oorspronkelijke beleggers zal het resultaat teleurstellend zijn geweest, want rond 1879 trokken zij zich terug, en directeur Joost Wijnveldt nam het bedrijf over. Hij zocht daarbij een firmant en vond die in de persoon van Johannes Sannes, een Groninger scheepskapitein. Lang duurde de samenwerking niet door het vertrek na enkele jaren van Wijnveldt. Als nieuwe firmant kreeg Sannes nu de van oorsprong Duitse brouwer Heinrich Stiehl naast zich, die eerder als brouwer in Almelo werkzaam was geweest. In deze periode lijkt Artevelde overgeschakeld te zijn op het brouwen van ondergistend bier. Er waren namelijk in 1881 een ijskelder en lagerkelders op het terrein verschenen. Dat Sannes daarbij samenwerking zocht met een Duitse brouwer, daar zit een zekere logica in, want vele brouwerijen die geschikt werden gemaakt of speciaal gebouwd werden voor de productie van Beiers bier, hadden een brouwmeester in dienst die uit Duitsland kwam. Daar had men immers al veel eerder ervaring met het brouwen van dit biertype opgedaan. Met de komst van Stiehl zal ook een nieuwe naam aan de brouwerij zijn gegeven: de Groninger Stoombierbrouwerij Waldeck. Stiehl was namelijk geboortig van Korbach, dat gelegen is in de Duitse Landkreis Waldeck-Frankenberg. Het verhaal wordt nu een beetje eentonig, want Sannes verliet de firma, en zijn plaats werd door een Hoogkerker opgevuld, namelijk Fokko Mulder, zoon van de scheepsbouwer Jakob Mulder en Fokkelina Wolters. Omstreeks 1887 verliet Stiehl op zijn beurt de firma en besloot vader Mulder bij te springen, want hij kocht de onroerende goederen.

bron: Bieretiketten.nl


Het einde van het bedrijf was overigens al in zicht. Ondanks de omschakeling zal de brouwerij in Hoogkerk vermoedelijk niet erg succesvol geweest zijn. De concurrentiestrijd was fel, en kleinere bedrijven zoals Waldeck zullen niet voldoende reserve hebben gehad om tegen de grote brouwerijen op te boksen. Dat moet voor vader en zoon Mulder al snel duidelijk geweest zijn, en zij besloten de brouwerij van de hand te doen. Kopers waren een Haarlemmer (Arnold Johan Luitingh) en een Hagenaar (Pieter Louis van Genderen), en per 1 mei 1891 werden zij de eigenaren. Luitingh was van 1888-1891 brouwmeester geweest bij de Haarlemse brouwerij Firma H. Lans en Zoon, en had daarmee de nodige ervaring. Vermoedelijk was Van Genderen de man die het financiële gat opvulde. Luitingh probeerde de zaak voortvarend aan te pakken, door zich op de productie van stout te richten. Hij moet daarmee ruime ervaring hebben gehad, want het was het belangrijkste bier van zijn Haarlemse werkgever. En hij probeerde ook duidelijk onder diens duiven te schieten, door onder meer in Haarlem met dit bier te adverteren. De historie vertelt niet hoe zijn oude werkgever daarop reageerde. Baten mocht de aanpak niet, want ook de markt voor stout was stevig in andere handen: van die van de firma Lans in Haarlem, maar ook van een nog grotere brouwerij, Van Vollenhoven in Amsterdam. Het avontuur liep dan ook niet goed af, en in oktober 1895 werd de brouwerij te koop aangeboden. Saillant detail: via dezelfde notaris die ooit in 1865 betrokken was geweest bij de oprichting! Luitingh eindigde zijn bestaan als koster van de Haarlemse Grote- of Sint Bavokerk, Van Genderen als administrateur van het oudheidkundig museum te Leiden. Koper van het terrein werd zeepzieder Pieter Marringa uit Hoogkerk. Daarmee was de Elmersmaborg weer bij de uitgangspositie: van zeep naar bier, en weer terug!

Een vrijwel identieke versie van dit verhaal van mijn hand verscheen in: Op de Hoogte, uitgave van de Historische Vereniging Hoogkerk, jaargang 13, nr. 2.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten